
Preek van ds. David van Veen over Johannes 4: 1 – 30
De Veste Gouda, 18 mei 2025
Boven de zondagsbrief vindt u een bekend citaat. Het is van kerkvader Augustinus. Een van de belangrijkste en invloedrijkste kerkvaders uit de geschiedenis. En ook de nieuwe paus, Leo de veertiende, stamt uit die traditie en wel uit de orde van de Augustijnen. En ook al is het citaat van Augustinus eeuwenoud, het klinkt ons nog steeds als modern en herkenbaar in de oren: “Onrustig is ons hart totdat het rust vindt in U.” En natuurlijk, niet ieder mens komt tegenwoordig zo vanzelfsprekend bij God uit, maar het eerste gedeelte over de onrust geeft wel veel herkenning. Een onrust omdat er zoveel op ons afkomt. Aan wat wij horen en zien. Aan televisiebeelden die alles live op de minuut volgen. Om oorlogen die we zien en waar we niet langer van kunnen wegkijken. Een onrust omdat we voelen dat zwijgen instemmen is - de rode lijn allang gepasseerd. En op zoveel plekken in de samenlevingen van onze wereld. Een onrust vanwege oorlog die ook onszelf na 80 jaar weer dichterbij komt en nu al zoveel vanzelfsprekendheden neerhaalt. Het maakt ons onrustig, want vrede lijkt steeds meer bevochten te moeten worden. En in dit alles worden we onrustig heen en weer geslingerd door zoveel verschillende meningen. Discussies die soms eerder een slagveld lijken. Een ander mens, eerder een vijand dan een vriend. Onrustig, omdat er ondertussen toch zoveel van ons gevraagd wordt. De socioloog Hartmut Rosa noemt dat ‘razende stilstand’. We worden opgejaagd door zoveel en toch komen we niet vooruit. Zo rennen we voort door de tijd als muizen in een tredmolen en onze zorgen, angsten en meningen draaien maar mee. Zo raken we achter op onze adem en ook geestelijk raken we buiten adem, buiten de adem van God. Als we ons dat al beseffen maar als wij dieper denken: is uiteindelijk temidden van alle crisissen de geestelijke crisis eigenlijk niet de grootste? Dat we het verhaal kwijt zijn waarom we er zijn, hoe we kunnen samenleven, wie wij mensen zijn. En ook als gelovigen is het soms maar lastig om te zeggen wat je gelooft en hoe dat raakt aan ons leven en samenleven. En zo zijn we nu hier vanmorgen bij elkaar gekomen. Goddank kunnen we hier misschien weer op adem komen. Geestkracht en houvast vinden. En daarom gooien we ons anker uit in het woord van God en horen we van een wonderlijke ontmoeting.
Ook de Samaritaanse vrouw in het verhaal van vandaag lijdt aan die rusteloosheid die diep in haar rondholt. Het maakt dat ze op de vlucht is, wegrent. En ze denkt misschien wel daardoor rust te kunnen vinden, door weg te lopen van zichzelf en van de anderen. Want vanwege haar onrustig hart gaat de Samaritaanse vrouw ook de ontmoeting met anderen uit de weg. Misschien was ze het zat om met zichzelf geconfronteerd te worden doordat die andere vrouwen haar wezen op haar onvermogen om lief te hebben? Immers, zelfs met de vijfde man wil het niet lukken. Of misschien was die vijfde man wel een man van een ander en lag ze er om die reden uit bij de andere vrouwen. Dat ze die ontmoeting uit de weg gaat, blijkt wel uit het moment dat ze gaat waterputten. Een Zulu-vrouw uit Zuid-Afrika reageerde op dit verhaal door te zeggen: Wat vreemd dat die vrouw om twaalf uur water gaat halen? Wie doet dat nou op het heetst van de dag? Dan gaat echt niemand het huis uit. En inderdaad: dat is nu precies de reden waarom de Samaritaanse vrouw juist dán gaat, zodat ze niemand tegenkomt en daardoor ook zichzelf uit de weg kan gaan. Hoe dan ook, op het heetst van de dag gaat deze vrouw, die ongelukkig is in de liefde, waterputten om iedere ontmoeting maar uit de weg te gaan. Maar bij de put aangekomen, zit daar een man: weer dus een man! Het is Jezus en Jezus gaat de ontmoeting niet uit de weg. Hij vraagt de vrouw om water, want hij heeft dorst. Het is overigens heel bijzonder dat Jezus deze ontmoeting aangaat, want hij had deze ontmoeting gemakkelijk uit de weg kunnen gaan. Voor een man was het namelijk ongepast een onbekende vrouw zo aan te spreken. En daarbij was ze ook nog eens een Samaritaanse. En Joden gingen niet met Samaritanen om. Samaritanen vonden zij een sekte die maar een gedeelte van de Bijbel lazen en de heilige plek niet in de tempel in Jeruzalem zagen, maar op de nabijgelegen berg Gerizim. Jezus had dus gemakkelijk deze ontmoeting uit de weg kunnen gaan. Sterker nog: het zou gepast geweest zijn.
De vrouw geeft het hem dan ook onmiddellijk terug: Hoe kunt u, als Jood mij nu om drinken vragen? Ik ben immers een Samaritaanse. Maar dan maakt Jezus een verrassende wending. Hij probeert de vrouw tot ontwaken te brengen, tot inzicht, tot een ontmoeting met zichzelf, want Jezus peilt bij deze vrouw een diep verlangen dat onvervuld is gebleven. Ook de vrouw heeft dorst zou je kunnen zeggen en dus zegt Jezus: Als u wist wat God wil geven, en wie het is die u om water vraagt, zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven. Het is werkelijk prachtig hoe dat hier in dit verhaal gaat. Jezus heeft dorst en vraagt de vrouw om water, maar door dit volgende antwoord probeert Jezus naar een ander niveau te gaan, want ook de vrouw heeft dorst, geestelijk dorst, en met het levende water dat Jezus geeft kan ook zij haar dorst lessen. Voor altijd. Maar durft te vrouw zo diep in zichzelf te putten? Nee, liever blijft de vrouw aan de oppervlakte. Het is niet eenvoudig om jezelf onder ogen te komen. Wegkijken is wat we vaak sneller doen. Ook de vrouw blijft aan de oppervlakte en kiest ervoor om Jezus’ woorden - wellicht quasi naïef - letterlijk te nemen: Hoe kunt u mij nu water geven? De put is diep en u heeft geen eens een emmer bij u. Jezus probeert het nog eens: Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.’ Maar ook nu houdt de vrouw de deur van haar hart gesloten, kijkt weg en weer interpreteert de vrouw de woorden van Jezus letterlijk. Handig, denkt ze, zulk water. Hoef ik überhaupt niet meer naar die put te komen. Hoef ik helemaal geen anderen meer te ontmoeten! Heb ik eindelijk rust.
Dan zegt Jezus: Ga u man eens roepen. Oei. Die komt aan. Dat doet pijn. Het is een klein staaltje van paradoxale therapie dat Jezus hier toepast. Zo roept Jezus plotseling even die andere werkelijkheid wakker. Die werkelijkheid waarin ze niet in staat is om lief te hebben. En even valt het doek van de illusies die ze zichzelf voorhoudt en voordat ze het weet, antwoordt ze: Ik heb geen man. Door als een paradoxaal therapeut te vragen naar haar man breekt hij, als met een shock, even haar werkelijkheid open…. Ik heb geen man, zegt ze… Even laat ze haar ware gezicht zien. Even kijkt ze niet weg, maar komt ze zichzelf onder ogen. U hebt gelijk als u zegt dat u geen man hebt,’ zei Jezus, ‘u hebt vijf mannen gehad, en degene die u nu hebt, is uw man niet. Wat u zegt is waar.’ Nu moeten we zijn antwoord goed verstaan, want Jezus spreekt hier geen oordeel uit, verwijt haar niets. Jezus benoemt enkel wat hij waarneemt. Namelijk dat iedere relatie die deze vrouw is aangegaan, mislukte. En in die mislukte relaties ziet hij alleen maar haar onvervuld verlangen naar liefde. Jezus biedt haar het levende water van God zelf aan, ik denk dat we dit water mogen horen als: Gods onvoorwaardelijke liefde. Als wij drinken van dat water dan hoeven wij niet langer gedreven te worden door onze dorst, door onze onrust, maar mag ons onrustige hart rust vinden bij God. Wie je ook bent en waar je ook vandaan komt: je mag jezelf onder ogen komen: je mag thuiskomen bij God die onvoorwaardelijk van je houdt. Dat is de bevrijdende boodschap die Jezus brengen wil. En als je die weg durft te gaan, dan komt het zwaartepunt van je leven niet bij jouzelf te liggen. Als Gods liefde je bron is, hangt niet alles van jou af of van de overspannen verwachtingen van jezelf en van anderen. Vaak zitten wij mensen onszelf in de weg, terwijl als je dat onder ogen durft te komen en los durft te laten in Gods liefde kan er ruimte komen. Ruimte om ook te ontvangen. Ruimte om God te ontmoeten. Innerlijke rust. De vrouw lijkt echter nog één afleidingsmanoeuvre in te zetten, want als Jezus als profeet dit allemaal weet, dan weet hij vast ook wel waar zij God zou moeten aanbidden. In Jeruzalem zoals de Joden zeggen of hier op de berg Gerizem zoals haar Samaritaanse traditie? Dit lijkt een wat wonderlijke beweging binnen dit verhaal, maar ik denk dat de evangelist Johannes hier de volgende stap op de geestelijke weg laat zien. De stap om van de ontmoeting met jezelf tot de ontmoeting met God te komen. Wat vaak een leven lang duurt, gebeurt hier als het ware in één verhaal. En daarom volgt hier deze wat wonderlijke beweging doordat de vrouw vraagt waar zij God zou moeten aanbidden….
Want zoals de vrouw vastzat in haar leven, kun je ook vastzitten in je religie. Ook geloven kun je aan de oppervlakte houden door je vast te grijpen aan uiterlijkheden, aan gevestigde tradities en hoe dingen horen. Maar vind je daar God? Kun je zo God ontmoeten in je leven? Nee, zegt Jezus. Het gaat niet om Jeruzalem, niet om Rome of Mekka. Jezus is hier werkelijk revolutionair, want eigenlijk ontheiligt hij de religies en maakt de mens zelf tot ‘heilige plaats’ waar God als bron te ontdekken valt. Jezus verinnerlijkt hier de religie. Hij zegt: Noch in Jeruzalem. Noch op deze berg. Wie de Vader echt aanbidt, aanbidt hem in geest en in waarheid. Natuurlijk kunnen rituelen helpen ons leven in te richten, natuurlijk is het goed dat wij hier in deze kerk samen zijn om vanuit allerlei richting hier ons leven en geloven te delen en God onze dank en lof te geven, maar ten diepste is ontmoeting met God ook: de weg naar binnen, naar het geheim, het mysterie, gaat het om de eredienst van ons hart. Dat is precies de omgekeerde weg van wat vaak van religie is gemaakt. Waar tradities versteenden, God wikte en beschikte en dominees en ouderlingen blijkbaar precies wisten hoe Hij dat deed. En wie aan dit keurslijf wist te ontsnappen keerde vaak voor eens en altijd de kerk en het geloof de rug toe ook al is er inmiddels in die kerk veel veranderd. En vaak worden zij die zich destijds afkeerden van de kerk toch nog steeds door diezelfde religie van weleer gedefinieerd, maar dan als dat wat ze ontkennen. Daardoor blijven ze feitelijk stilstaan terwijl ondertussen de verandering en vernieuwing aan hen voorbijging. De theoloog Tomas Halik zei het als volgt: “Atheïsme, religieus fundamentalisme en het enthousiasme van een al te gemakkelijk geloof hebben als opvallende gelijkenis dat ze snel klaar willen zijn met het mysterie dat we God noemen… Maar met het mysterie mag je nooit klaar zijn. Anders dan problemen kun je het mysterie niet oplossen. Je dient geduldig op de drempel ervan te staan, erin te vertoeven, het in jezelf, in je hart te dragen.. “ Dat sluit toch aan bij die woorden van Jezus dat het niet gaat om Jeruzalem, niet om Rome of Mekka, maar om ons hart waar God als bron van levend water te ontdekken valt. Wij moeten God dus de ruimte laten, de ruimte van ons hart en alleen dán kunnen wij in ons hart God ontmoeten als een mysterie dat ons omhult, vervult maar ook als een geheim dat ons verwart. We kennen Hem niet en toch zijn wij geraakt.
In ons verhaal houdt de vrouw zichzelf niet langer gevangen, zoals ze ook God niet langer gevangenhoudt in hoe het hoort, hoe het moet, in dat wat ze zichzelf oplegde. Ze is bevrijd van haar denkbeelden en haar angsten. De ontmoeting met haarzelf is een ontmoeting met God geworden die haar raakt en verwart. En ze snelt terug om het ook aan anderen te gaan vertellen. Als God je bron is geworden, dan kun je niet langer wegkijken, hoef je niet langer weg te kijken dan weet je dat je Gods kind mag zijn en wil je daarover vertellen, daarnaar leven, wil je gaan staan voor ieder mens - van welk volk dan ook - dat een kind van God is en dat wij als broeders en zusters in vrede zouden kunnen leven. De weg van God is een weg van herstel, van vrede en verzoening van relaties. De Samaritaanse rent terug zoals ook Maria Magdalena terug rende om de anderen te vertellen van die wonderlijke ontmoeting met de opgestane Heer die het ons zegt: dat we bij Hem op adem mogen komen, dat we mogen gaan leven in Zijn Geest om die weg van vrede en verzoening te gaan en vooral ook te geloven. Temidden van al onze onrust: Hij is ónze bron. Zo rende de vrouw terug. Ze liet zelfs haar kruik staan, zo staat er geschreven. En dat staat er natuurlijk niet voor niets. Die kruik had ze namelijk niet meer nodig, want haar echte dorst was nu voor altijd gelest…..
Amen
Na de overweging luisteren wij naar het lied: ‘Veel te laat heb ik jou lief gekregen’ van Huub Oosterhuis naar een tekst van kerkvader Augustinus