Preek van ds. David van Veen over Leviticus 19: 1 -2, 9 - 18 en Marcus 12: 28 - 34
De Veste Gouda, 10 november 2024
De Schriftgeleerde vraagt: Wat is het belangrijkste gebod? Onlangs hoorden we dat diezelfde vraag gesteld werd als inleiding op het verhaal van de Barmhartige Samaritaan. Maar eigenlijk is het een vraag naar de bekende weg en Jezus antwoordt dan ook hier geheel in lijn met de traditie: Het voornaamste is: “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht.” Het is dan ook het bekendste Joodse gebod dat feitelijk ook een belijdenis is. Het wordt wel het Sjema genoemd, naar het eerste woord in het Hebreeuws ‘luister’. Dit sjema is het eerste gebod dat een Joods kind wordt geleerd en is het laatste dat iemand zegt vlak voordat hij sterft. Het sjema komt uit het Bijbelboek Deuteronomium waar staat: 4Luister, Israël: de HEER, onze God, de HEER is de enige! 5Heb daarom de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten. 6Houd de geboden die ik u vandaag opleg steeds in gedachten. 7Prent ze uw kinderen in en spreek er steeds over, thuis en onderweg, als u naar bed gaat en als u opstaat. 8Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. 9Schrijf ze op de deurposten van uw huis en op de poorten van de stad. Schrijf dit sjema op de deurposten van uw huis. U heeft vast wel eens die doosjes op een deurpost gezien, de zogenaamde mezoezza. De tekst van het Sjema zit erin. Dat geldt ook voor de zwarte doosjes die worden gedragen om een van de armen en op een voorhoofd, de tefillin. Ze worden tijdens het ochtendgebed gebruikt. Draag ze als een teken om uw arm en als een band op uw voorhoofd. Het is wel duidelijk: dit is het belangrijkste gebod en de Schriftgeleerde vraagt dus een beetje naar de bekende weg. Toch is het voor ons als christenen wel goed om op te merken dat het gebod om God lief te hebben dus niet alleen maar christelijk is. Vroeger werd het jodendom en christendom nog wel eens tegen elkaar uitgespeeld. Bij hen zou het allemaal heel wettisch zijn en bij ons zou het liefhebben vooropgaan. Nee, dus ook toen al stond dat liefhebben van God centraal en dat niet alleen, want naar goed Joods gebruik, breidt Jezus het sjema iets uit als hij zegt: En het op een na belangrijkste is dit: “Heb uw naaste lief als uzelf.
Zowel in de Christelijke als in de Joodse praktijk is dat één geheel geworden. “Luister, Israël! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht en de naaste als uzelf. Dat tweede gebod ‘heb de naaste lief als uzelf’ brengt ons bij hoofdstuk 19 uit het Bijbelboek Leviticus waarvan wij hoorden. Bij Leviticus komen daar nog de woorden achter: Ik ben de Heer. Oftewel ook dat tweede gebod - heb uw naaste lief als uzelf - heeft alles met God te maken. En vanuit het Grieks zou er nog een misverstand kunnen zijn dat het zoiets zou betekenen als dat de eigenliefde de norm is van de naastenliefde, maar het Hebreeuws is daarin duidelijker. Letterlijk staat er zoiets als ‘bemin uw naaste aan u gelijk.’ Wij zijn elkaars gelijken en samen lijken wij ook weer op de Eeuwige, want wij zijn geschapen naar zijn beeld, leert Genesis. Wijlen Jonathan Sacks, opperrabbijn van Groot-Brittannië zegt over de naaste: “Voor uw ogen en uw handen en met zijn stem, is hij de concrete gestalte van Gods aanwezigheid. ‘Aan u gelijk’ wil zeggen: in uw naaste komt God zelf u tegemoet, tastbaar en concreet.” Die woorden van Sacks raken toch aan ons evangelie waar Jezus zegt: Ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. In die ander komt dus de Ander met een hoofdletter tot ons. En ook Leviticus is daarin heel praktisch. Betekent het o.a.: heb je iets over voor de arme en de vreemdeling? Verder gaat het over niet stelen, liegen en bedriegen, niet afpersen en roven. Een blinde en een dove moet je goed behandelen. De rechtspraak moet zuiver zijn en je mag niet lasteren. Tenslotte zul je niet wraakzuchtig en haatdragend zijn. Kortom: de woorden van Leviticus wijzen een weg van hoe we met elkaar om zouden kunnen gaan. En het zou goed zijn om deze richtingwijzers naast de samenlevingen van onze wereld te leggen. Hebben wij iets over voor armen en vreemdelingen? Is het de waarheid die politici motiveert of spelen leugens, macht en eigen gewin te vaak de boventoon? Hoe is ons spreken? Zijn we bereid om te luisteren en gaan we met respect met elkaar om of worden ook wij wraakzuchtig? Welke plek hebben wij voor mensen die minder snel mee kunnen komen of waarvoor het leven door welke reden dan ook meer beperkt is? Die geboden uit dat oude boek Leviticus klinken namelijk zo snel vanzelfsprekend, maar onze praktijk is vaak zoveel weerbarstiger en dat terwijl die oude woorden feitelijk het fundament zijn van ons samenleven. Maar zijn die oude woorden uit Leviticus nog wel echt onze basis kunnen we ons, ook na deze week, weer afvragen. Het omzien naar de vreemdeling wordt iets verder in dit hoofdstuk nog wat explicieter onderstreept: Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. 34Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. Ik ben de HEER, jullie God. De vreemdeling heeft dus een belangrijke plek en zouden we moeten behandelen alsof ze in ons eigen land geboren zijn, zegt Leviticus. Heb hen lief als jezelf, want ook zij zijn door God geschapen, ook zij zijn aan ons gelijk. En vergeet niet dat jullie zelf vreemdelingen zijn geweest. Vergeet niet dat je zelf geknecht bent. Vergeet niet hoe kostbaar de vrijheid is waarvoor je voorouders hebben gestreden. Vergeet niet dat alles wat je vandaag zo vanzelfsprekend voor jezelf houdt, morgen zomaar uit je handen kan worden geslagen. Er is geen zij tegenover wij, uiteindelijk is er alleen maar wij, want wij zijn gelijk aan elkaar, geschapen naar Zijn beeld.
Die grondtoon begint aan het begin van het hoofdstuk uit Leviticus al te zingen. Daar staat: “Wees heilig, want Ik, de Heer, jullie God, ben heilig.” Tijdens de startzondag hoorden we van vergelijkbare woorden als Petrus in zijn brief tegen de christenen zegt: “U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.” En in de Bijbel betekent "heilig zijn" dat iemand apart gezet wordt voor God en leeft in overeenstemming met Gods bedoelingen. Heiligheid is dat je je leven toewijdt aan God. Het is een oproep om anders te leven en een leven te leiden dat God weerspiegelt. En niet voor niets somt Leviticus hierna op wat dit concreet betekent. Hoe je je eigen leven, maar ook ons samenleven kunt inrichten. Waar de weduwe, de arme en de vreemdeling niet worden vergeten, waar met respect woorden onze mond verlaten, waar waarheid en rechtvaardigheid ons vertrekpunt zijn, waar het liefhebben van God en onze naaste het licht is dat over ons bestaan mag schijnen. Als je het spoor bijster bent in onze wereld, vindt dat hier in deze oude woorden weer je bron, je vertrekpunt. Toch, wat hier in Leviticus gebeurt en in het spoor daarvan bij Petrus is eigenlijk heel bijzonder, heel wonderlijk. “Wees heilig” wordt hier namelijk tegen de hele gemeenschap gezegd. Of zoals bij Petrus: we behoren allemaal tot dat koninkrijk van priesters, die heilige natie. Wat hier gebeurt, is wat je de democratisering van heiligheid zou kunnen noemen. Wij zijn allemaal geroepen om heilig te zijn. En dat is heel bijzonder, omdat we dus allemaal priester zijn en niet slechts enkelingen. Daar gaat dus een fundamentele gelijkwaardigheid van uit. En dat begint al bij dat eerste hoofdstuk van Genesis: God zei: “laat ons mensen maken naar ons beeld, naar het beeld van God schiep hij hen, mannelijk en vrouwelijk, schiep hij hen”. De rabbijn Jonathan Sacks zei hierover: “Wat revolutionair aan deze woorden is, is niet dat een mens op God zou kunnen lijken. Dat is namelijk precies hoe de koningen van de Mesopotamische stadstaten en de farao’s van Egypte werden gezien. Ze werden beschouwd als vertegenwoordigers, als levende beelden van goden. De revolutie van de Thora is echter de verklaring dat niet enkele, maar alle mensen in die waardigheid delen. Wat ook onze klasse, kleur, cultuur of geloofsovertuiging is: wij zijn allen gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van God.” Die gedachte is in de loop der eeuwen gegroeid en leidde uiteindelijk tot de kenmerkende cultuur van het moderne Westen met zijn niet-onderhandelbare waardigheid van iedere mens. Die waardigheid van iedere mens is de grond onder onze mensenrechten. In Genesis 1 is daartoe al het zaadje geplant zou je kunnen zeggen.
Dat is wat de Amerikaanse president Thomas Jefferson bedoelde met zijn beroemde woorden: “Wij beschouwen deze waarden als vanzelfsprekend: (namelijk) dat alle mensen als gelijken worden geschapen.” En ook president John F. Kennedy zinspeelde hierop in zijn inaugurele rede toen hij sprak over de ‘revolutionaire overtuiging’ dat ‘de rechten van de mens niet voortkomen uit de edelmoedigheid van de staat, maar uit de hand van God.’ Zouden de presidenten van morgen maar in diezelfde lijn mogen leren spreken, zodat de waardigheid van ieder mens de grondslag is en blijft. Die waardigheid van ieder mens die zou dus fundamenteel moeten zijn voor iedere vorm van samenleven en wordt ons dus al eeuwenlang aangereikt in wat de kern is van het evangelie, in wat de kern is van de Thora. En juist daarom moeten we vandaag dáár beginnen. Daar ligt ons fundament. Dat is onze bron. Daarom noemen wij ons christenen. En juist daarom klinken vandaag die eeuwenoude woorden opnieuw. Want we hebben ze misschien wel harder nodig dan ooit. Ze worden hen, ons, ja, de gehele mensheid opnieuw aangezegd en voorgehouden. Opdat we niet vergeten. Opdat we zien waar dat wel gebeurt. En opdat we die woorden ook zullen doen. In Amerika, in Nederland, in Israël en in Gaza, in Gouda en in Amsterdam, in voetbalstadions en in praatprogramma’s, in preken en debatten, op scholen en ministeries, in Rusland, Oekraïne, Sudan of waar dan ook op deze aarde. Daarom: “Luister! De Heer, onze God, is de enige Heer; 30heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand en met heel uw kracht en de naaste als uzelf. Iemand die als vreemdeling in jullie land verblijft, mag je niet onderdrukken. 34Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als hier geboren. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest. Ik ben de HEER, jullie God. “Wees heilig, want Ik, de Heer, jullie God, ben heilig. Dat geldt voor jullie allemaal, want jullie zijn allemaal zonen en dochters van God, geschapen naar zijn beeld. Houd daarom de waardigheid van iedere mens voor ogen. Zo mag je leven. Zo mag je samenleven. Luister! De Heer, onze God, is de enige Heer.
Filmpje Max Richter / All human beings
Ik lees u de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens
Overwegende, dat erkenning van de inherente waardigheid en van de gelijke en onvervreemdbare rechten van alle leden van de mensengemeenschap grondslag is voor de vrijheid, gerechtigheid en vrede in de wereld;
Op grond daarvan proclameert de Algemene Vergadering deze Universele Verklaring van de Rechten van de Mens als het gemeenschappelijk door alle volkeren en alle naties te bereiken ideaal, opdat ieder individu en elk orgaan van de gemeenschap, met deze verklaring voortdurend voor ogen, er naar zal streven door onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten en vrijheden te bevorderen, en door vooruitstrevende maatregelen, op nationaal en internationaal terrein, deze rechten algemeen en daadwerkelijk te doen erkennen en toepassen.
Artikel 1
Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.
Artikel 2
Eenieder heeft aanspraak op alle rechten en vrijheden, in deze Verklaring opgesomd, zonder enig onderscheid van welke aard ook, zoals ras, kleur, geslacht, taal, godsdienst, politieke of andere overtuiging, nationale of maatschappelijke afkomst, eigendom, geboorte of andere status. Verder zal geen onderscheid worden gemaakt naar de politieke, juridische of internationale status van het land of gebied, waartoe iemand behoort.