Preek van deze Week

Preek van ds. David van Veen over Zacharia 14: 4 – 10 en Marcus 13: 24 – 37
De Veste Gouda, 3 december 2023

Vandaag is het eerste Advent. Adventus Domini. De komst van de Heer is het die wij verwachten. Een heerlijke tijd waarin de dagen korter worden, de open haard brandt en waar wij uitkijken naar het feest van Kerstmis. Het feest waarin wij over de schouders van de herders zullen meekijken om het kleine kind van de kribbe te zien liggen. Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer; Gij komt van alzo hoge, van alzo veer! Toch gaat tekst van vandaag niet zo zeer om de komst van het kind van de kribbe, maar gaat het om die andere komst van de Heer of zoals vaak gezegd wordt: de wederkomst van Jezus Christus. Zij het anders, maar ook daar kun je zeggen dat Jezus komt van alzo hoge, alzo veer, komende op de wolken. Zo zegt de evangelist Marcus: Dan zal men de Mensenzoon zien komen op de wolken, bekleed met grote macht en luister.‘ Op de wolken’ zoals we ook bij de hemelvaart horen: “Hij zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.” Talloze schilderijen hebben een beeld van dit tafereel op ons netvlies achtergelaten. En de apostolische geloofsbelijdenis vult aan: vanwaar Hij zal komen om te oordelen de levenden en de doden. En dat is toch een beetje wat in dit beeld meekomt. De wederkomst die ook gepaard gaat met een oordeel en verschijnselen die horen bij wat wij het einde der tijden zouden noemen. Ook dit 13e hoofdstuk van Marcus spreekt daarover. In die zin heeft deze eerste zondag van Advent eigenlijk nog wat meer het karakter van de zondag van vorige week, de laatste zondag van het kerkelijk jaar, want officieel gaat het op die zondag inderdaad om de laatste dingen en de wederkomst. Zowel op de laatste zondag van het kerkelijk jaar als op deze eerste Advent gaat het dus over de komst van de Heer en zijn we daarmee het kerkelijk jaar rond. Zo is het in ‘t christelijk geloof misschien wel altijd Advent: want wij leven in de verwachting van God die komen wil in onze wereld.  

Toch is het duidelijk dat de tekst van vanmorgen een andere sfeer ademt dan het zachte, lieve kerstgevoel waar wij zo naar uitkijken. In die zin worden wij vanmorgen door Marcus ietwat ruw wakker geschud. En eerlijk: ook aan de horizon van onze tijd verzamelen zich donkere wolken die een dreigend en unheimisch gevoel geven. Gods schepping, ons gemeenschappelijk thuis, wordt veronachtzaamd. De gevolgen van de klimaatcrisis worden steeds duidelijker en heftiger. We leven liever voor onszelf met ‘na ons de zondvloed’ dan voor de kinderen van onze kleinkinderen. En technisch is er steeds meer mogelijk naar de toekomst toe. En ja, de menselijke kunde en creativiteit is ongekend en krachtig. We ontdekken de ruimte, komen verder dan ooit en zien de prachtigste foto’s van de ruimtetelescoop James Webb. Maar met diezelfde techniek laten we drones vliegen en voeren we oorlog op afstand. Overzien we nog niet goed genoeg wat de ontwikkelingen van AI en de digitale en sociale media betekenen voor ons mensen en onze relaties. En dan zijn er nog ongekende oorlogen. Is er de haat die regeert. Notabene ook in het land waar straks ons kerstverhaal zich af zal spelen. En je voelt, ook in ons land, hoe het mensen raakt, hoe het ons polariseert. Waar gaat het heen met onze wereld? Wat is haar toekomst? En als je dan van die teksten zoals vandaag voorgeschoteld krijgt, is het eigenlijk niet zo gek als je zou denken: zou dit dan nu het einde der tijden zijn? Als de Bijbel zegt dat het begint met rampspoed, oorlogen, aardbevingen en natuurrampen. Dat is toch in ieder geval wat we weldegelijk om ons heen zien? Maar is het daarmee dan ook het einde der tijden waar de Bijbel over spreekt? Is dit alles de opmaat naar de terugkomst van Jezus die orde op zaken komt stellen in onze wereld? Er is in ieder geval niet een datum die u vast in uw agenda kunt zetten, want de woorden van Jezus trekken een duidelijke grens: “Niemand weet wanneer die dag of dat moment zal aanbreken, de engelen in de hemel niet en de Zoon niet, alleen de Vader.”  Toch moeten wij ook van de vijgenboom leren, zegt ons gedeelte. Zo gauw zijn takken zijn uitgelopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. Een zwaluw maakt nog geen zomer, maar toch weet je dat de zomer dichterbij is gekomen als je er eentje in het voorjaar ziet vliegen.  

Zouden er in die beeldspraak dan toch tekenen zijn die ons zeggen dat het einde ter tijden nabij is? Of overvragen wij dan de beeldspraak en gebruikt Jezus het vooral als beeld om te benadrukken dat wij vol verwachting mogen zijn en waakzaam? Het is goed om te weten dat we niet de eersten zouden zijn in de geschiedenis die zeker wisten dat het einde der tijden zeer nabij was. In 2012 hadden we bijvoorbeeld bijna de kerst niet gehaald, omdat even daarvoor de Mayakalender was afgelopen en daarmee ook onze tijd met al wat daarin was. Ik begon de kerstpreek destijds met de woorden: Goddank lieve mensen: we zijn er nog. Maar ook kerken, sekten en andere groeperingen weten soms zeker te weten dat het einde nu toch echt in aantocht is. Een paar jaar geleden maakte in Amerika een voorganger zelfs excuses nadat hij er drie keer met een specifieke datum naast had gezeten. Nu zijn deze voorbeelden ook wat overtrokken en karikaturaal, want tegelijkertijd moeten we vaststellen dat het in de bijbel vaak wel over deze laatste dingen gaat. Bij de profeten, de evangeliën, maar ook in een heel Bijbelboek als Openbaringen is het aan de orde van de dag. Hoe moeten we ons dan tot die teksten verhouden? Of specifieker: hoe moeten we ons verhouden tot onze tekst van vandaag die begint met de woorden: Maar in de dagen na de verschrikkingen…. En die verschrikkingen staan inderdaad in de verzen daarvoor beschreven en behoren tot dit 13e hoofdstuk waar men als titel boven heeft gezegd: “De komst van de Mensenzoon”. Ik neem u graag even mee naar het begin van dit hoofdstuk dat gelijk al de toon aangeeft: Toen hij de tempel verliet, zei een van zijn leerlingen tegen hem: ‘Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen!’ Jezus zei tegen hem: ‘Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken.’ Toen hij op de Olijfberg was gaan zitten, tegenover de tempel, en Petrus, Jakobus, Johannes en Andreas alleen met hem waren, stelde Petrus hem de vraag: ‘Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we herkennen dat het zover is?’ Het begin van dit hoofdstuk start dus met de voorzegging van Jezus dat tempel zal worden verwoest. U moet zich voorstellen dat die discipelen, mannen van eenvoudige komaf, natuurlijk erg onder de indruk waren van die tempel in Jeruzalem. Daar werd de ark van het verbond bewaard, daar was het Heilige der heiligen: het centrum van de Joodse religie. Natuurlijk zijn de leerlingen onder de indruk en enthousiast: Meester, kijk eens! Maar Jezus zegt wat je nu ziet, alles zal worden afgebroken. En ze praten erover door als ze op de Olijfberg zijn en gaan zitten. En dat staat er niet voor niks, want als je op de Olijfberg zit, zag je de tempel liggen, maar ook het dal tussen de Olijfberg en Jeruzalem, het zogenaamde dal van Josefat. Dit is het dal waarvan de traditie zegt dat daar de dag van de Heer zal plaatsvinden. Nog steeds laten vele Joden zich juist dáár begraven, om er op de dag van de Heer, als eerste bij te zijn! Enfin, in dit decor van de tempel en dat dal van Josefat voert Jezus dus het gesprek over de komst van de Mensenzoon, de verschrikkingen en de verwoesting van de tempel. 

In 70 na Christus wordt de tempel daadwerkelijk verwoest. De Joden waren in opstand tegen de Romeinen gekomen. En een paar jaar hebben deze Joodse rebellen het uitgehouden, maar dan valt toch het doek. De geschiedschrijver Flavius Josefus heeft het drama beschreven. Begin augustus dringt Titus met zijn soldaten Jeruzalem binnen en wordt de strijd om het tempelcomplex ingezet. Op 19 augustus slingert één van de legioensoldaten een brandende fakkel in de vertrekken rondom het Heilige der heiligen en breekt er een brand uit die het begin van het einde inluidt. Het evangelie dat Marcus schrijft, heeft kort na dit drama van de verwoesting van de tempel zijn uiteindelijke vorm gekregen. En we kunnen wel navoelen dat voor de Joden deze verwoesting van Jeruzalem, de verwoesting van de tempel, het hart van hun religie een grote traumatische ervaring geweest is die sommigen inderdaad gezien zullen hebben als het einde der tijden of in ieder geval het begin ervan. En zou dat de reden zijn waarom Marcus hier zo duidelijk over het einde der tijden schrijft omdat de christenen van toen dat gevoel hadden? Dat het einde begonnen was of anders toch zeker bijna? De verwoesting van de tempel, oorlog en dreiging, volken die tegen elkaar ten strijde trekken, vervolgingen: de christenen maakten het toen allemaal mee. En ze zullen gedacht hebben aan die woorden van Jezus: “Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn, wanneer je deze dingen ziet gebeuren, dat het einde nabij is.” Dat klopt, moeten die eerste christenen gedacht hebben op de dag dat Jeruzalem en de tempel verwoest werden. Dit is het begin van het einde. Nu kunnen we ons best voorstellen dat de christenen die zulke verschrikkingen meemaakten, dit ook daadwerkelijk gedacht hebben en dat Marcus die het verhaal van Jezus aan het opschrijven was, het vanuit die ervaring nog eens extra heeft onderstreept.  

En we kunnen ons dat voorstellen, zeker ook vanuit de verschrikkingen van onze tijd. Maar we zijn inmiddels wel 2000 jaar verder. Er zijn zelfs boeken verschenen die het ronduit vragen: heeft Jezus zich niet vergist met zijn opmerking dat deze generatie dat nog zal meemaken? Of heeft Marcus zich misschien vergist? Heeft hij zich toch wat te veel laten leiden door dat traumatisch momentum van de val van de tempel? Zelf denk ik dat we het hier bij Marcus toch meer uit elkaar moeten trekken. Want Marcus zegt in dit hoofdstuk ook maar het einde is het nog niet (vers 7), en heeft hij het over het begin van de weeën (vers 8) en ‘t volharden tot het einde (vers 13). In ieder geval is er dus sprake van een ‘reeds’ en een ‘nog niet’. Vandaar het beeld van een zwangerschap: het is er maar het is er tegelijkertijd nog niet. Oftewel met de val van de tempel is veel gebeurd, maar nog niet alles. Het was een einde, dat zeker, maar tegelijkertijd was het ook niet gelijk het einde der tijden. Voordat Jezus wederkomt, wordt eerst het evangelie aan alle volken verkondigd, zegt Marcus en benadrukt hij ook dat we niet weten wanneer die komst zal plaatsvinden, omdat alleen de Vader dat weet. Meer theologisch zou je misschien wel kunnen zeggen dat er een einde der tijden is geweest met die verwoesting van de tempel. Althans vanuit christelijk perspectief. Er is een tijd geëindigd en er is een nieuwe tijd begonnen. De tijd is namelijk geëindigd waarin de verbinding tussen God en mens in die fysieke tempel beleefd werd, daar in Jeruzalem en is de tijd ingegaan waarin ons eigen hart die tempel mag zijn of zoals ook de brief aan de Korintiërs ’t zegt: Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest, die in ons wil wonen. Iets vergelijkbaars horen we Jezus tegen de Samaritaanse vrouw zeggen in het evangelie van Johannes: Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in geest en in waarheid.’ De tijd van de fysieke tempel is voorbij, de tijd is gekomen waarin jij als Gods tempel mag zijn en zijn geest in jou mag wonen. Resumerend kunnen we denk ik vaststellen dat de verwoesting van de tempel toen een enorme impact heeft gehad waarvan we de naweeën nog in onze Bijbel kunnen voelen. Ook is de Joodse en christelijke godsdienst daarna veranderd en heeft het christelijke geloof die tempel als plaats van God vervolgens meer verinnerlijkt. En ondanks dat die verwoesting van de tempel als het begin van het einde voelde, leeft de christenheid nog steeds in de verwachting van de komst van de Heer. Daar past echter wel terughoudendheid, want niet alleen moeten wij taal, context en tijd in deze teksten overbruggen, ze waarschuwt ook dat alleen de Vader weet wanneer dit alles zal gebeuren.  

Daarom denk ik ook dat de beeldspraak van de vijgenboom en het verhaal over de Heer die zijn dienaars oproept waakzaam te zijn niet zo zeer bedoeld is om in onze dagen overal tekenen te gaan ontdekken. Volgens mij maken we de teksten dan te plat. Nee, ik vermoed dat ze vooral bedoeld zijn als een vermaning en een bemoediging tegelijk om een bepaalde houding bij ons wakker te roepen. Bovendien schetst het beeld van de vijgenboom ook een nieuw begin. Het gaat niet alleen over het einde van een tijd, maar ook over een nieuw begin! Misschien dat we daarom überhaupt niet van ‘een einde’ zouden moeten spreken, maar van een drempel met alle drempelvrees die daarbij hoort! Neem je verantwoordelijkheid voor het huis dat ik zolang onder jullie verantwoordelijkheid stel totdat ik terugkom. En leef zo alsof ik morgen terugkom. En misschien is dat huis van de parabel vooral ook wel ons eigen hart. Ons eigen hart waar God het liefst wil wonen. De deurwachter roept ons op om net als Maria in verwachting te raken van hem. Het van hem te verwachten. Uit te kijken naar zijn komen in onze wereld. Zo te leven dat niet wij, maar hij de koning is van ons leven. Ons huis zo inrichten dat zijn woorden er kunnen landen. De deur van huis open te zetten zodat degenen bij ons thuis mogen komen waarmee hij zich mee vereenzelvigd. En dat betekent dat je waakzaam bent. Juist in onze tijd. Dat jezelf de vraag stelt: waarmee ben ik bezig? Wees waakzaam als haat het lijkt te winnen van de vrede. Wees waakzaam als mensen worden weggezet als tweederangsburgers. Wees waakzaam als de aarde wordt veronachtzaamd. Wees waakzaam. Juist in onze tijd. Dat jezelf de vraag stelt: waar is God mee bezig? En je durf je ‘t vol te houden, het te blijven verwachten van die God? Hij wil komen in onze wereld, in jouw huis. Niet morgen, maar vandaag. En dan hoop en bid ik dat het inderdaad het einde van een tijd mag worden, omdat er een nieuwe tijd aanbreekt waar de aarde weer Gods schepping is, waar mensen kinderen Gods genoemd worden, elkaar zusters en broeders, elkaars hoeders. Wees waakzaam, opdat zijn koninkrijk kome.  

Amen